Het spoorwegpersoneel heeft het afgelopen jaar veel te maken gehad met geweld. Van de conducteurs en machinisten werd 94 procent een of meerdere keren geconfronteerd met agressie, terwijl bijna tweederde had te maken met lichamelijk geweld. Dat blijkt uit een representatieve enquête onder 873 leden van spoorvakbond VVMC in samenwerking met het AD.
Schreeuwen, schelden en intimidatie zijn haast normaal. Ook bedreiging, spugen en duwen komen veelvuldig voor, blijkt uit het onderzoek. Maar het kan nog erger. Een conducteur werd uit de trein gegooid, andere medewerkers naar de keel gegrepen en eentje kreeg urine in het gezicht, aldus een greep uit de meldingen. Slechts 10 procent zegt zich nooit onveilig te voelen.
De treinmedewerkers willen meer inzet van beveiliging en politie. De bond zegt dat de ‘schokkende’ uitkomsten aantonen dat het de spuigaten uitloopt en vindt dat NS en politiek maatregelen moeten nemen. De VVMC zegt een jaar geleden al een brandbrief over agressie en geweld naar minister Opstelten (V&J) te hebben gestuurd. De vakorganisatie wil opnieuw met hem in gesprek als hij op 20 januari in Amsterdam een werkbezoek brengt aan het spoorpersoneel, dat dan in groten getale aanwezig zal zijn.
De NS zegt dat ze samen met de politie agressie tracht te voorkomen, door bijvoorbeeld camera’s in te zetten en maximale schadevergoedingen te eisen. Ook wordt veel verwacht van de ingebruikname van de poortjes voor de OV-chipkaart op de grootste stations, die zwartrijden en daarmee agressie en overlast tegengaan. De NS investeert jaarlijks meer dan 100 miljoen euro in maatregelen voor preventie en toezicht.