Volgens minister Opstelten van Veiligheid en Justitie is het aantal jeugdbendes in vier jaar meer dan gehalveerd. Dat blijkt uit cijfers die hij dinsdag naar de Tweede Kamer stuurt. De hoeveelheid problematische jeugdgroepen nam af van 1760 in 2009 naar 764 eind 2013. Toch blijkt uit het rapport ‘Problematische Jeugdgroepen in Nederland’ dat samenwerking tussen politie, justitie en gemeenten nog steeds hard nodig is.
De probleemgroepen komen in drie verschillende vormen voor: hinderlijk, overlastgevend en crimineel. Al deze drie categorieën zijn sinds 2009 een stuk kleiner geworden. Het gaat in het rapport overigens niet zozeer om overlast veroorzakende groepjes hangjongeren. De onderzoekers hebben zich gericht op jeugdbendes die straten, buurten of zelfs hele wijken in hun greep houden door hinderlijk aanwezig te zijn, mensen te intimideren en geweld te gebruiken om buurtbewoners te ontmoedigen om aangifte te doen.
Dit probleem is volgens Opstelten nog zo ernstig dat hij vindt dat het aantal betrokken partijen zelfs uitgebreid moet worden om de georganiseerde jeugdcriminaliteit verder in te dammen. Ook vindt hij bijvoorbeeld structureel overleg met de onderwijssector van groot belang om risicojongeren sneller in het vizier te krijgen. Het onderzoek wordt sinds 2010 jaarlijks uitgevoerd.