
Nog lang niet alle boa-werkgevers hebben de naleving van de Wet politiegegevens (Wpg) voldoende op orde. Toch is een verbetering te zien vergeleken met vorig jaar. Dat constateert de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), nadat zij voor de tweede keer de rapportages van boa-werkgevers beoordeelde.
Het gaat om werkgevers als gemeenten, vervoersbedrijven en natuurbeheerders. Zij zijn verantwoordelijk voor het toezicht op het werk van hun buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). Zij zijn verplicht om elke vier jaar een externe audit te laten uitvoeren. Een rapportage van deze externe audit moeten zij aan de AP sturen. Dit staat in de Wpg, waarop de AP toezicht houdt.
Speciale bewijskracht
Een boa kan door iemands gegevens te registreren een grote invloed hebben op het leven van die persoon. Zo kunnen boa’s een proces-verbaal opmaken. Dat heeft in het strafrecht speciale bewijskracht. En het kan onder meer voor politietaken gebruikt worden.
Daarnaast kunnen geregistreerde gegevens worden opgenomen in een persoonsdossier of gebruikt worden voor een beoordeling van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Het registreren van onjuiste informatie of een onzorgvuldige omgang met deze informatie, kan ertoe leiden dat iemand ten onrechte geen VOG kan krijgen.
Handhavende maatregelen
Eind 2025 zijn boa-werkgevers opnieuw verplicht om een externe audit te laten uitvoeren naar de omgang met persoonsgegevens. Tegen die tijd hebben deze organisaties meerdere jaren de tijd gehad om te voldoen aan de beheersingsmaatregelen. De AP gaat er bij die ronde daarom van uit dat de boa-werkgevers conform de Wpg omgaan met persoonsgegevens en dit met de audit kunnen aantonen. Wanneer een organisatie hieraan niet (genoeg) voldoet, kan de AP handhavende maatregelen opleggen.