De laagste werkdruk wordt ervaren door beveiligingspersoneel, gevolgd door auto- en taxichauffeurs, hoveniers, tuinders, kassamedewerkers en leidsters in de kinderopvang. Dat blijkt uit een recent onderzoek van het CBS onder werknemers in veel voorkomende beroepsgroepen naar de werkdruk die zij zelf ervaren. Beveiligingsmedewerkers staan onderaan de lijst omdat zij minder vaak aangeven dat ze extra hard moeten werken.
Koks, artsen, juristen, managers in de zakelijke en administratieve dienstverlening en leerkrachten in het basisonderwijs geven daarentegen het vaakst aan dat ze te maken hebben met een hoge werkdruk. Maar de aard van die werkdruk is in de verschillende beroepen anders. Zo stellen koks het vaakst dat ze erg snel moeten werken, terwijl artsen, juristen, managers in de zakelijke en administratieve dienstverlening en leerkrachten in het basisonderwijs vinden dat ze heel véél werk moeten verrichten.
Voor het bepalen van de werkdruk werd werknemers gevraagd of ze heel veel werk moesten verrichten en of ze erg snel of extra hard moesten werken. Werknemers in beroepen met de hoogste werkdruk scoren hoger dan gemiddeld op deze drie onderdelen. Voor deze analyse zijn alleen de veel voorkomende beroepsgroepen onderzocht, met tenminste vijftigduizend werknemers. Onder bijvoorbeeld managers productie en docenten in het hoger onderwijs is de werkdruk eveneens hoog, maar die beroepsgroepen tellen minder dan vijftigduizend werknemers.