Een klein deel van de Nederlandse gemeenten maakt gebruik van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO), ook bekend als Overlastwet of Voetbalwet.
In 2018-2019 heeft ongeveer een kwart van de gemeenten de wet toegepast, waarbij het vrijwel uitsluitend ging om de inzet van het gebiedsverbod. Dit blijkt uit een evaluatie van de wet die Pro Facto in opdracht van het WODC heeft verricht.
Voor burgemeesters zijn de instrumenten in de Wet MBVEO veelal een uiterste middel dat zij inzetten als andere interventies niet werken. Uit een enquête en casestudy’s blijkt dat zij gebiedsverboden opleggen bij verschillende soorten overlast: voetbalvandalisme, jeugdoverlast, overlast bij evenementen zoals jaarwisselingen en wijkoverlast door bijvoorbeeld dak- en thuislozen.
Positief
De meeste respondenten van gemeenten en politie zijn overwegend positief over de inzet van gebiedsverboden. Volgens hen helpt een gebiedsverbod (meestal in combinatie met andere interventies) om de overlast in elk geval tijdelijk aan te pakken. Bij notoire overlastgevers is weinig te bereiken met een gebiedsverbod, maar ook niet of beperkt met andere interventies.
De redenen dat een groot aantal burgemeesters de wet niet toepast, zijn vooral dat gebiedsverboden in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) eenvoudiger toe te passen zijn of dat de toepassing van de Wet MBVEO te ingewikkeld wordt gevonden. Uit het casestudy-onderzoek blijkt niet-gebruik soms een bewuste keuze te zijn. Bijvoorbeeld omdat APV-stadionverboden effectief zijn geregeld of omdat hulp/de dialoog bij jeugdoverlast passender wordt gevonden.
Koudwatervrees
Niet alle professionals ‘op de werkvloer’ (politie, boa’s, hulpverleners van binnen en buiten de gemeente) hebben evenveel kennis van de instrumenten of zien er evenveel heil in deze in te zetten. Onbekendheid, ‘koudwatervrees’ of geen meerwaarde zien in de Wet MBVEO lijken de voornaamste redenen te zijn voor verschillende bij de wet betrokken partijen om de wet niet toe te passen.
De toepassing lijkt afhankelijk van individuele enthousiaste personen, vooral ambtelijk, die een aanjaagfunctie op zich nemen.