Jaarlijks vinden ongeveer 360 bijtincidenten plaats met politiehonden. Dat is volgens de politie ongeveer 1 procent van de ingezette geweldsmiddelen. Op jaarbasis wordt per hond/geleider gemiddeld minder dan één keer gebeten.
“De politie is terughoudend met de inzet van dit geweldsmiddel. Bij veruit de meeste inzetten gebeurt deze geweldstoepassing zoals we dat willen zien. Een enkele keer moet je vaststellen dat het anders had gekund”, aldus Ronald Verheggen, sectorhoofd Dienst Regionale Operationele Samenwerking (DROS) en verantwoordelijk voor de trainingen van politiehonden. “Aan ieder geweldsmiddel zitten risico’s vast. De hond is en blijft een dier. Er zit altijd een element van onvoorspelbaarheid in.”
De geweldsinzet (rechtmatigheid en proportionaliteit) van een surveillance wordt getoetst door de hulpofficier van justitie (hovj), het sectorhoofd, commissie geweldsaanwending in de eenheid en uiteindelijk de politiechef van die eenheid. Bij de afwegingen en het oordeel gebruikt de commissie de adviezen uit het rapport ‘De gebeten hond’ van de politie, die zich hierbij baseerde op aanbevelingen van de Nationale Ombudsman uit 2009.
De surveillancehond is na het dienstwapen het zwaarste geweldsmiddel dat de politie kan inzetten. Maar anders dan het dienstwapen zijn de voorwaarden voor inzet van diensthonden niet omschreven in de Ambtsinstructie voor de politie. Toch zijn er richtlijnen waar agenten zich met hun honden aan moeten houden. ‘Al was eerder formaliseren beter geweest’, vindt Verheggen.
“Het is soms noodzakelijk om een hond in te zetten. Bijvoorbeeld bij aanhoudingen met een verhoogd risico. Ook zetten we honden in bij samenscholingen waarbij de openbare orde ernstig in het geding is. In dat geval moet de hond aangelijnd zijn.”
Tienduizenden meldingen
De politie heeft zo’n vierhonderd surveillance- en AOT-honden (honden van de aanhoudings- en ondersteuningsteams) en hondengeleiders ter beschikking, die elk tot 180 diensten per jaar draaien en op tienduizenden meldingen worden afgestuurd.
Verheggen: “De inzet gebeurt volgens duidelijke richtlijnen. Zo moet de politie waarschuwen voordat een surveillancehond of een AOT-hond tegen een verdachte wordt ingezet. Dat moet luid en duidelijk gebeuren.”
Volgens Verheggen krijgen de honden en hun geleiders een intensieve training. “De honden worden afgericht door particulieren, die ze de basisvaardigheden bijbrengen. Daarna nemen instructeurs van de politie de opleiding van de honden en geleiders over. De geleider traint minimaal twee keer per maand met zijn of haar hond, die gecertificeerd moeten zijn conform de Regeling politiehond. Hond en geleider zijn daarvoor verplicht een keer per twee jaar deel te nemen aan een examen. We trainen op bijten in arm en been. Als dat bijvoorbeeld door de omstandigheden niet mogelijk is kan de hond ‘geplaatst’ worden op een specifiek lichaamsdeel. Daarbij zal de veiligheid van de verdachte altijd in overweging worden genomen.”