In 2011 zijn 165 Nederlanders omgekomen door moord of doodslag. Dat zijn er zeven meer dan in 2010, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het aantal ligt nog wel ver onder het gemiddelde van 204 slachtoffers.
Van de mannelijke slachtoffers kwam 35 procent door vuurwapengeweld om het leven. Dat is veel vaker dan bij vrouwen, waar het slechts om 16 procent gaat. De vrouwen overleden vaker dan mannen aan verstikking of wurging. Van zowel de mannelijke als de vrouwelijke slachtoffers werd een derde met een steekwapen van het leven beroofd.
In de afgelopen vijftien jaar zijn 3058 mensen in Nederland om het leven gebracht. Van hen waren 2600 inwoners van Nederland, de rest kwam uit het buitenland. Tot 2005 ging het om gemiddeld 229 slachtoffers per jaar. Sindsdien ligt dat gemiddelde een stuk lager: jaarlijks zo’n 167 doden.
Van de 2600 in Nederland wonende slachtoffers was 45 procent allochtoon. Procentueel gezien is de sterfte door een misdaad onder niet-westerse mannen zes keer zo hoog als onder autochtonen. Mannen van Antilliaanse en Arubaanse afkomst waren zelfs veertien keer zo vaak slachtoffer.
In Amsterdam vallen relatief de meeste slachtoffers: bijna drie op de duizend personen in de afgelopen vijf jaar. Ook in Rotterdam en Den Haag is het aandeel hoger dan gemiddeld. Het moordcijfer in de drie grote steden samen is gemiddeld ruim drie keer zo hoog als in de rest van Nederland.
Met 0,87 slachtoffer per honderdduizend inwoners is Nederland qua moord en doodslag veiliger dan veel andere Europese landen. Gemiddeld sterft namelijk bijna een op de honderdduizend inwoners van de Europese Unie door een misdrijf. In Letland en Litouwen vallen de meeste doden, respectievelijk 7,59 en 6,66 per honderdduizend ingezetenen. Het Verenigd Koninkrijk is met 0,35 het veiligst.