In 2021 zijn ruim tweeduizend mensen geregistreerd als verdachte van woninginbraak, 24 procent minder dan een jaar eerder. In tien jaar tijd daalde zowel het aantal woninginbraken als de bijbehorende verdachten met 75 procent. Onder de inbrekers zijn vooral minder jonge verdachten.
Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers over verdachten. Het aantal woninginbraken is in de afgelopen tien jaar met 75 procent gedaald tot 23.500 inbraken. Bij ongeveer 10 procent van de inbraken vond de politie een verdachte.
In 2012 registreerde de politie nog 8440 personen als verdachte van woninginbraak, in 2021 is dit aantal gedaald tot 2110. Een kwart van de verdachten had geen officieel woonadres in Nederland. In 2012 was de helft van de verdachten van woninginbraken jonger dan 25 jaar. In 2021 is dit gedaald tot een op de drie verdachten. De gemiddelde leeftijd van een woninginbreker is hiermee gestegen van 28 jaar naar 31,5 jaar.
De gemeenten waar in 2021 het vaakst werd ingebroken (inbraken per duizend huishoudens) liggen bijna allemaal in de provincie Utrecht en in het Gooi. In Zeist vonden relatief de meeste woninginbraken plaats, meer dan acht per duizend huishoudens. Ook in Laren (Noord-Holland), Baarn, Boekel, De Bilt, Rhenen, Gooise Meren en Veenendaal vonden aanmerkelijk meer inbraken plaats dan het landelijk gemiddelde van 2,9 per duizend huishoudens.
In Harlingen en Dinkelland werd het minst vaak ingebroken (0,5 keer per duizend huishoudens). Van de vier grote steden werd het vaakst ingebroken in Utrecht (3,8 keer per duizend huishoudens) en het minst vaak in Rotterdam (3,1 keer).