“Dit is een stap in de goede richting, maar we zijn er nog niet. Het aantal niet- of te laat uitgevoerde straffen kan en moet nog steeds omlaag”, aldus Dekker. “Het is voor de geloofwaardigheid van onze rechtsstaat van groot belang dat straffen ook echt worden uitgezeten. Anders verliezen ze aan betekenis: voor de daders, voor de slachtoffers en voor de samenleving als geheel.”
Minister Dekker introduceerde vorig jaar het programma Onvindbare Veroordeelden waarin hij verschillende maatregelen aankondigde om het aantal voortvluchtige veroordeelden terug te brengen. Naast de kleine daling van het aantal onvindbare veroordeelden heeft dit programma een beter beeld opgeleverd van de veroordeelden die nog moeten worden opgespoord. Het blijkt in een groot deel van de gevallen te gaan om mensen die zich in het buitenland verschuilen. Veroordeelden met een openstaande straf langer dan 120 dagen worden op de internationale opsporingslijst geplaatst, binnen de EU wordt daarnaast een Europees Aanhoudingsbevel uitgevaardigd. Voor veroordeelden met een kortere straf dan 120 dagen onderzoekt de minister de mogelijkheden om bilaterale afspraken te maken om over te kunnen gaan tot opsporing en aanhouding.
De opsporing van voortvluchtige veroordeelden is vastgelegd als een van de prioriteiten in de landelijke beleidsdoelstellingen voor de taakuitvoering van de politie. In deze zogeheten Veiligheidsagenda 2019-2022 is de ambitie vastgelegd om vóór medio 2020 tenminste 40 procent van de naar verwachting kansrijke zaken (zo’n 1300 personen) op te sporen.