Lijkschennis maakt een ernstige inbreuk op de integriteit van het overleden lichaam en op de belangen van nabestaanden en anderen in de samenleving. De maximumstraffen voor bepaalde vormen van lijkschennis, zoals het opgraven of wegmaken van een lijk, zouden daarom moeten worden verhoogd.
Voor het fysiek aantasten van een overleden lichaam zou een zelfstandige strafbepaling in de wet moeten komen. Die bestaat nu nog niet. Daarnaast zijn er vormen van lijkschennis die nu nog niet strafbaar zijn gesteld, maar wel strafbaarstelling verdienen. Voorbeelden zijn seksueel misbruik (necrofilie), het maken van naaktfoto’s of het betalen voor donatie van een overleden lichaam.
Deze aanbevelingen komen voort uit onderzoek dat onderzoeksbureau De strafzaak en de Vrije Universiteit hebben uitgevoerd in opdracht van het WODC. In het onderzoek is van tien vormen van lijkschennis onderzocht of strafbaarstelling aan te bevelen is. Daarbij is ook gekeken naar de strafbaarheid van lijkschennis en discussies daarover in zeven andere landen dan Nederland.
Het fysiek aantasten van een overleden lichaam en het seksueel misbruiken ervan is in de meeste onderzochte landen strafbaar gesteld. Als andere landen geen afzonderlijke strafbepalingen kennen voor deze delicten, is daarover meestal discussie gevoerd en zijn er wetgevingsinitiatieven geweest om de ervaren leemte in de wetgeving op te vullen.