De Technische Universiteit Delft gaat de beveiliging onderzoeken van huishoudelijke apparaten die online aangestuurd kunnen worden. Doel is te achterhalen hoe eenvoudig hackers achter persoonsgegevens kunnen komen.
Huishoudens beschikken over steeds meer apparaten die op afstand bediend kunnen worden, het zogenoemde ‘Internet of Things’ (IoT). Door in te breken in de onlineverbinding met bijvoorbeeld wasmachines, babyfoons, deurbellen, speelgoed of een ‘slimme’ thermostaat kunnen hackers privégegevens in handen krijgen. Volgens staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken) lopen de eigenaren van ‘slimme’ apparaten risico’s als hiermee niet veilig wordt omgegaan.
Het ministerie geeft de TU Delft subsidie om te zoeken naar digitale lekken in IoT-apparatuur. De onderzoekers wordt gevraagd botnets te achterhalen, netwerken van geïnfecteerde computers die bijvoorbeeld spam kunnen versturen om weer nieuwe hackpogingen te doen. Als de onderzoekers daarbij op IP-adressen van eigenaars van gehackte apparaten stuiten, moeten ze die doorgeven aan een speciaal team van Economische Zaken. Dat team waarschuwt de internetaanbieders – die dan de gehackte consument kan achterhalen – en ook de fabrikant van het onveilige apparaat.
Uit onderzoek in opdracht van Economische Zaken blijkt dat een op de vijf consumenten die ‘slimme’ apparaten gebruiken, niet weten hoe ze beveiligd moeten worden tegen hackers. Mensen weten dat over het algemeen wel van mobiele telefoons en computers, maar niet als het gaat om bijvoorbeeld speelgoed, lampen of koelkasten. Slimme deurbellen worden het minst vaak beveiligd.