De aanpak van ondermijnende criminaliteit is kwetsbaar. Om te komen tot een multidisciplinaire integrale aanpak moet op landelijk niveau de randvoorwaarden worden gecreëerd en verstevigd. Dit blijkt uit onderzoek dat in opdracht van het WODC is uitgevoerd door de Universiteit Maastricht en de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Het kabinet heeft in 2019 extra financiële middelen beschikbaar gesteld, waarmee regionale en landelijke partijen projecten hebben opgestart. Het onderzoek schetst de resultaten daarvan tot dusver. De onderzoekers hebben 126 projecten geïnventariseerd, waarvan ze er dertien van dichtbij hebben gevolgd.
De kans op succes in een project neemt volgens de onderzoekers toe wanneer wordt geleund op bestaande wetenschappelijke inzichten en praktijkbevindingen. Bij verschillende projecten gebeurt dat, maar sommige projecten gebruiken bestaande kennis en inzichten nauwelijks of niet. Opvallend is dat veel projecten weinig aandacht hebben voor de internationale aspecten van ondermijnende criminaliteit. Dat staat haaks op de internationale aard van bijvoorbeeld drugscriminaliteit.
Gedeelde visie
Bij diverse projecten is er een verschil in kennis en expertise tussen de samenwerkingspartners, waarbij de een meer voorwerk heeft gedaan dan de ander en sneller of anders uit de startblokken schiet. Ook is er niet altijd sprake van een gedeelde visie op de aard en ernst van de problematiek. Bij verschillende projecten worden uitdagingen ervaren inzake informatiedeling, bijvoorbeeld door privacybeperkingen of doordat de informatiedeling tussen overheid en private partijen nog versterking behoeft.
De capaciteit die nodig is, verschilt per project. Er zijn projecten die door één persoon worden uitgevoerd en er zijn programma’s waar tientallen mensen bij betrokken zijn en die bestaan uit allerlei sub-projecten en proeftuinen. Grote projecten lijken door de ambitie en diverse uitdagende deelonderwerpen alsmaar uit te dijen en dit zet de beschikbare capaciteit onder druk.