Consumentenvuurwerk krijgt niet altijd de juiste gevaarindeling mee. Een deel van het vuurwerk van een hogere klasse wordt voorzien van een speciale gaasverpakking, maar deze functioneert al jaren onvoldoende. Daardoor is het risico op een massa-explosie aanwezig.
Omdat de fabrikanten de gaasverpakking verbeterden, nam het aantal afgekeurde vuurwerkartikelen de laatste jaren af. Uit onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) blijkt echter dat deze positieve trend niet doorzet. De ILT heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat hierover geïnformeerd.
De ILT houdt al ruim twintig jaar toezicht op vuurwerk. Dit doet zij onder andere door de gevaarindeling te controleren aan de hand van de regelgeving voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR).
Ontbranding
In samenwerking met TNO onderzoekt de ILT jaarlijks de classificatie van 24 verschillende vuurwerkartikelen: het classificatie-onderzoek. Met de zogenoemde 6C-test (bonfire) worden specifiek de gaasverpakkingen getest. Tijdens deze test worden enkele dozen vuurwerk (150 liter) door middel van een ‘rondom’ brand tot ontbranding gebracht.
De gaasverpakking moet zodanig van kwaliteit zijn dat bij brand de effecten van het vuurwerk door de constructie worden opgevangen. Afhankelijk van de effecten die optreden, beoordeelt de ILT of de gaasverpakking aan de eisen voldoet.
Bij de 6C-tests in 2021 en maart 2022 werd vastgesteld dat een aantal vuurwerkproducten in subklasse 1.4G (minste gevaar) in enkele gevallen massa-explosief (1.1G, meeste gevaar) reageerden. Uit het vervolgonderzoek kan geen eenduidige conclusie worden getrokken over de oorzaak hiervan. Wel is duidelijk dat de gaasverpakking onvoldoende functioneert. Het is niet uit te sluiten dat de massa-explosieve reacties samenhangen met de volledige omsluiting door gaas in combinatie met een hoge ladingsmassa.