De aanpak van cybersecurity moet de komende jaren hoog op de agenda blijven van de Europese Unie. Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) vindt dat binnen de EU grensoverschrijdend en effectief kan worden opgetreden tegen cybercriminaliteit.
Dit blijkt uit de Nederlandse inbreng tijdens de informele JBZ-raad in Vilnius, waar de agenda voor samenwerking in de EU werd besproken voor de periode vanaf 2015. Aanleiding hiervoor is het meerjarenbeleidskader op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken – het zogeheten Stockholmprogramma – dat eind 2014 afloopt. De EU-bewindslieden spraken voor het eerst over een opvolger voor het Stockholmprogramma onder het voorzitterschap van Litouwen. Nederland vindt dat de nadruk moet komen te liggen op onder andere cybersecurity, de (bestuurlijke) aanpak van georganiseerde criminaliteit en de positie van slachtoffers.
Volgens Opstelten mag er in de uitvoering van de Europese cybersecurity strategie meer aandacht zijn voor publiek-private samenwerking. Een veiliger cyberspace kan niet zonder een beroep te doen op de kracht van het bedrijfsleven. Goede publiek-private samenwerking kan leiden tot snelle uitwisseling van informatie over dreigingen met partners in de vitale sectoren van de samenleving, zoals financiële dienstverlening. Nederland heeft inmiddels de nodige ervaring opgedaan. Voorbeeld daarvan is het Nationale Cyber Security Centrum (NCSC), waar publieke organisaties zoals het computer emergency response team (CERT), politie en Defensie samenwerken met private partijen. Ook kent Nederland de ICT Response Board, die adviseert bij een grootschalig incident.
Verder is de aanpak van cybercrime een van de belangrijke activiteiten binnen de Europese cybersecurity strategie. Opstelten vindt dat aandacht en actie nodig is om politie en justitiediensten beter in staat te stellen cybercriminaliteit, die naar zijn aard grenzeloos is, effectief aan te pakken zowel door diensten van de individuele lidstaten zelf als door Europese en zelfs nog bredere internationale samenwerking.
Handhaving op internet staat daardoor onder grote druk en is soms niet mogelijk of effectief, terwijl de belangen van burgers en bedrijven of het land met strafbare handelwijzen worden geschaad. Nederland wil daarin verandering brengen. Daarom heeft de bewindsman een wetsvoorstel gemaakt dat bevoegdheden creëert om onder strikt gereglementeerde voorwaarden en op basis van rechterlijke machtiging op afstand (dus via het internet) in computers binnen te dringen. Als niet duidelijk kan worden vastgesteld waar de data zijn opgeslagen, kan die bevoegdheid ook grensoverschrijdend worden ingezet.
Andere landen kampen met vergelijkbare problemen in de opsporing en vervolging en zoeken naar ‘eigen’ oplossingen. Opstelten vindt het belangrijk dat in ieder geval binnen de EU zoveel mogelijk op gelijke wijze adequaat en effectief kan worden opgetreden. Nederland pleit ervoor het actiepunt van het Stockholm Programma dat ziet op verduidelijking en versterking van het juridisch kader met het oog op effectieve opsporing alsnog op te pakken.