Sinds halverwege 2019 verzamelt de Passagiersinformatie-eenheid Nederland (Pi-NL) gegevens van alle passagiers die naar en vanuit Nederland vliegen. Dat gebeurt op basis van de PNR-wet. Die wet lijkt steeds vaker in een behoefte te voorzien bij opsporingsinstanties.
Of de wet effect heeft bij de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven, valt binnen zo’n korte tijd echter nog niet te zeggen, blijkt uit de evaluatie van de wet in opdracht van het WODC.
De PNR-wet (Passenger Name Record) is op 18 juni 2019 in werking getreden als Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven. Nederland heeft – net als de andere lidstaten – ervoor gekozen om de wet ook toe te passen op vluchten binnen de EU. Het gaat daarbij om gegevens als reserveringsinformatie, eerder gevolgde reisroutes, medepassagiers, bagage- en betalingsgegevens. De gegevens worden verzameld, bewaard en, als het nodig is, gebruikt om terroristische misdrijven of andere ernstige criminaliteit te voorkomen, op te sporen en te vervolgen.
Uit de evaluatie blijkt dat de Pi-NL gegevens heeft ontvangen van ruim 61 miljoen passagiers. De eenheid heeft 20.034 keer passagiersgegevens verstrekt aan Nederlandse bevoegde instanties, zoals de politie en Koninklijke Marechaussee. Zowel het gemiddeld aantal verzoeken om informatie als het gemiddeld aantal keren dat informatie is verstrekt, liggen in 2020 hoger dan in 2019.
Uit deze toegenomen vraag naar passagiersgegevens, kan volgens de onderzoekers echter geen conclusie worden getrokken over de resultaten en effecten van de wet. Helpt de wet bij de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven? Om die vraag goed te kunnen beantwoorden, ontbreekt het bijvoorbeeld aan gegevens in registratiesystemen van bevoegde instanties. Bovendien was daarvoor de evaluatieperiode nog te kort.