Luchtvaartmaatschappijen gaan de passagiersgegevens van reizigers vanaf deze zomer afstaan aan een nieuwe eenheid van de marechaussee. Dat blijkt uit een wetsvoorstel dat minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) daarover naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Vanaf halverwege 2018 moeten luchtvaartmaatschappijen gegevens over passagiers afgeven aan de Passagiersinformatie-eenheid Nederland (Pi-NL).
Het gaat onder andere om contactinformatie, route-informatie en betaalgegevens. Die eenheid is ook verantwoordelijk voor de opslag van de gegevens. De Pi-NL moet de info verwerken en analyseren. Dat mag alleen worden gedaan om terreuraanslagen en zware criminaliteit te voorkomen, of daders hiervan te vervolgen. Voor die doeleinden mogen ook het OM, de politie, bijzondere opsporingsdiensten, Koninklijke marechaussee en Rijksrecherche informatie opvragen bij de Pi-NL.
De gegevens worden vijf jaar bewaard: het eerste halfjaar op naam, daarna geanonimiseerd. De opslag van gegevens maakt onderdeel uit van het Passagiersnamen Register (PNR), waar het Europees Parlement in 2016 na jaren van onderhandeling mee instemde. Daarin is afgesproken dat privégegevens van vliegtuigpassagiers van, naar en via Europese landen, via het register uitgewisseld kunnen worden.
Het 28-delige systeem – elk land krijgt een eigen database – gaat naar schatting 500 miljoen euro kosten. Het uitwisselen van passagiersgegevens is niet nieuw: de EU wisselt al jaren deze informatie uit met de VS, Canada en Australië. Nu gaat dat ook tussen Europese landen gebeuren.