
De rijksoverheid heeft 33 miljard euro uitgegeven in 2021 aan bestrijding van de coronacrisis. Dat is fors meer dan de 12 miljard euro die op Prinsjesdag 2020 werd verwacht, maar minder dan eind 2021 was begroot (38 miljard euro).
In totaal komen de uitgaven aan coronacrisismaatregelen van 2020 en 2021 plus de nog te verwachte uitgaven in 2022 uit op 85,5 miljard euro. Dat blijkt uit de jongste editie van de Coronarekening, waarin de Algemene Rekenkamer sinds het begin van de coronacrisis begrote en gerealiseerde uitgaven bijhoudt. De nieuwste editie is woensdag gepubliceerd in het kader van de zogenaamde Verantwoordingsdag. Het kabinet geeft dan inzicht in waar belastinggeld aan is besteed.
Oorzaak van de hogere uitgaven dan op Prinsjesdag werd begroot is onder meer de verlenging van coronacrisismaatregelen voor het bedrijfsleven als NOW en TVL. Maar ook het ministerie van OCW, dat het Nationaal Programma Onderwijs introduceerde om de gevolgen van de coronacrisis en schoolsluitingen voor de leerlingen te bestrijden, gaf meer uit dan was begroot.
Testcapaciteit
Tegelijkertijd bleven de werkelijke uitgaven in de loop van 2021 achter bij de bijgestelde begrotingen. Het grootste verschil tussen in de najaarsnota begrote uitgaven en de uiteindelijke realisatie betrof de testcapaciteit. Er werd 1,26 miljard euro minder uitgegeven dan de begrote 3,52 miljard euro.
De ministeries van SZW, VWS en EZK gaven in 2021 het meest uit aan coronacrisismaatregelen. Bij het ministerie van SZW (11,3 miljard euro) en het ministerie van EZK (6,1 miljard euro) gaat het hoofdzakelijk om steun voor bedrijven. Bij het ministerie van VWS (8,2 miljard euro) gaat het grotendeels om maatregelen voor de bestrijding van het virus.