De toegang tot bewaarde telecommunicatiegegevens wordt aangescherpt. Dat blijkt uit een wetsvoorstel van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) dat bij de Tweede Kamer is ingediend.
Het gaat om een herziene wettelijke regeling die voortvloeit uit het arrest van het Hof van Justitie uit 2014 en het vonnis van de voorzieningenrechter uit 2015. Daarmee is de Nederlandse wetgeving in overeenstemming met de uitspraak van het Hof, waar het gaat om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van burgers en de beveiliging van persoonsgegevens.
De praktijk laat zien dat bij ernstige criminaliteit verdachten niet meteen in beeld komen, aldus de minister. In die gevallen is het belangrijk dat ook telecommunicatiegegevens uit het recente verleden beschikbaar zijn voor de opsporing en vervolging. Van der Steur stelt een bewaartermijn voor van zes maanden voor internetgegevens (zoals IP-adressen) en twaalf maanden voor telefoniegegevens (zoals nummers en duur van het gesprek). Deze bewaarplicht ziet niet op de inhoud van een telefoongesprek, alleen op de zogenaamde verkeersgegevens.
Verder komt er volgens de minister een strikte toegang tot de bewaarde gegevens. De officier van justitie krijgt pas toegang tot de bewaarde verkeersgegevens na toestemming van de rechter-commissaris. Deze rechterlijke toets moet voor burgers een extra waarborg zijn. Ook worden aanbieders van telecommunicatiediensten verplicht hun gegevens op te slaan en te verwerken binnen de Europese Unie, zodat adequaat toezicht op de bescherming van persoonsgegevens moet worden gegarandeerd.