De positie van de functionaris gegevensbescherming (FG), de interne privacytoezichthouder, binnen organisaties is nog lang niet altijd op orde. Dat blijkt uit onderzoek van de European Data Protection Board (EDPB).
De uitkomsten van het onderzoek bevestigen het beeld dat de Autoriteit Persoonsgegevens in de dagelijkse praktijk ziet. Een groot deel van de FG’s kan zich niet onafhankelijk opstellen. En heeft onvoldoende de mogelijkheid om signalen van mogelijke privacyovertredingen direct bij het hoogste management kenbaar te maken.
Het merendeel van de FG’s zegt desondanks dat zij hun werk goed kunnen uitvoeren. Bijvoorbeeld omdat zij over voldoende kennis, vaardigheden en middelen beschikken. En dat zij hun taken naar behoren kunnen uitvoeren, zonder dat daar van hogerhand bemoeienis mee is.
Verplicht
Een FG houdt binnen een organisatie toezicht op de toepassing en naleving van de privacywetgeving. Het gaat om een onafhankelijke functie. Voor sommige organisaties is het verplicht een FG aan te stellen. In Nederland zijn er nu ongeveer twaalfduizend organisaties met een FG.
De EDPB heeft met hulp van 25 Europese privacytoezichthouders in 2023 onderzoek gedaan naar het functioneren van FG’s bij zowel overheidsorganisaties als bedrijven. Zo’n zeventienduizend respondenten hebben hieraan meegedaan.
De meerderheid van de ondervraagden verklaart de benodigde vaardigheden en kennis ter hebben en regelmatig trainingen te krijgen. Zij hebben duidelijk omschreven taken, die in lijn zijn met de AVG. Daarnaast geven zij aan dat zij in de meeste gevallen voldoende informatie krijgen om hun taken uit te kunnen voeren en dat hun adviezen redelijk goed worden gevolgd.
Bovendien zijn de meesten van mening dat zij over de middelen beschikken om hun werk te doen. Volgens de Autoriteit Persoonsgegevens zijn er echter nog steeds te veel FG’s die zich niet in zo’n positie bevinden. Bijvoorbeeld omdat zij niet onafhankelijk hun werk kunnen uitvoeren.