Er bestaan inconsistenties in de zwaarte van de screening voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Een objectieve beoordelingsmethodiek voor het maatschappelijk risico kan dit in de toekomst voorkomen.
Dat blijkt uit onderzoek in opdracht van het WODC. Een VOG moet voorkomen dat personen met een relevant justitieel verleden kwetsbare functies of bevoegdheden in de samenleving vervullen of uitoefenen. Er wordt door COVOG, de organisatie die verantwoordelijk is voor het behandelen van VOG-aanvragen, een afweging gemaakt tussen maatschappelijke bescherming enerzijds en resocialisatiekansen anderzijds.
Over de periode 2015-2019 is het aantal VOG-aanvragen gestegen tot 1,2 miljoen per jaar. Het percentage geweigerde VOG-aanvragen ligt in de periode 2017-2019 rond de 0,3 procent.
Uitzondering
Een VOG-aanvraag wordt door COVOG getoetst aan een objectief en een subjectief criterium. Bij het objectieve criterium wordt standaard vier jaar teruggekeken in het verleden van de aanvrager. Zijn er binnen die periode geen relevante justitiële antecedenten, dan wordt een VOG afgegeven tenzij er sprake is van een uitzonderingscategorie.
Het toepassen van het subjectieve criterium is maatwerk. Dat betekent dat een VOG alsnog kan worden afgegeven als het belang van de aanvrager bij het ontvangen van een VOG zwaarder weegt dan de bescherming van de samenleving tegen het omschreven risico. De onderzoekers stellen dat de termen ‘objectief en subjectief criterium’ de lading niet dekken en daardoor een verkeerde voorstelling van zaken geven.
Niet altijd even zwaar
In totaal zijn er 57 VOG-plichten. De plicht tot het aanvragen van een VOG kan verbonden zijn aan een functie, het werken binnen een specifieke sector of aan het verkrijgen van een vergunning. Uit het onderzoek blijkt dat bij vergelijkbare mogelijke maatschappelijke risico’s niet altijd even zwaar wordt gescreend.
VOG-plichten die qua risicogebieden en mogelijk maatschappelijk risico vergelijkbaar zijn, kennen soms wel en soms niet een verzwaarde screening. Ook blijkt dat bij sommige VOG-plichten standaard gescreend wordt, terwijl het maatschappelijk risico groter is dan bij een wettelijke VOG-plicht met een verzwaard regime, of andersom.
De onderzoekers concluderen dat een objectieve methodiek ontbreekt waarmee het maatschappelijk risico kan worden gemeten en het gewenste screeningsregime kan worden bepaald. Ook zou COVOG proactief inconsistenties kunnen signaleren.