De politie moet zeer terughoudend en weloverwogen omgaan met het inzetten van filefuiken, geforceerde stops of een roadblock. Hiervoor heeft de nationale politie één landelijk en uniform kader opgesteld voor het geforceerd stoppen van een achtervolgde, meldt minister Opstelten (V&J) aan de Tweede Kamer.
Politiemedewerkers, zowel agenten op straat, centralisten in meldkamers als leidinggevenden, kunnen met het kader de risico’s en belangen van een achtervolging afwegen tegen het belang van een aanhouding. Bij zijn risico-afweging weegt de agent onder meer de ernst van het strafbaar feit, de gereden snelheden, de beschikbare informatie over de achtervolgde auto en de bestuurder en de aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers mee.
De aanwezige leidinggevende in het operationeel centrum is verantwoordelijk voor de coördinatie en sturing tijdens een achtervolging en zorgt voor de afstemming met de officier van dienst van de politie. Deze officier van dienst is bevoegd om opdracht te geven om de achtervolging af te breken. Dit kader wordt nu geïmplementeerd binnen de eenheden van de nationale politie. Dit zal in het voorjaar 2014 afgerond zijn.