Verlaging van de werkgeverslasten moet de topprioriteit worden van de beleidsagenda van het Nederlandse bedrijfsleven. Langs die weg moet de regering worden aangezet tot daadwerkelijke maatregelen om de stijging van steeds verder oplopende kosten terug te draaien.
Dat schrijven de voorzitters van achttien bedrijfstakverenigingen aan de voorzitters Thijssen en Vonhof van respectievelijk VNO-NCW en MKB Nederland, de centrale organisaties van het bedrijfsleven.
Ondertekenaars zijn onder andere Ard van der Steur van de Nederlandse Veiligheidsbranche, Doekle Terpstra van Techniek Nederland en Jan Meerman van Inretail. Zij vertegenwoordigen verenigingen in arbeidsintensieve sectoren zoals de detailhandel, schoonmaak, persoonlijke dienstverlening en toerisme. Ze hebben gezamenlijk 2,3 miljoen mensen in dienst.
Werken moet lonen voor de werknemer, vinden de voorzitters, maar de bijkomende lasten zijn veel te hoog en worden steeds hoger. De brancheverenigingen wijzen er op dat in weerwil van allerlei afspraken en voornemens de kosten van het in dienst hebben van medewerkers al jarenlang oplopen. Daarmee komt de continuïteit van bedrijven in gevaar.
Minimumloon
Onder meer wijzen ze op de doorwerking van de verhogingen van het minimumloon. Die heeft niet alleen tot gevolg dat de laagste lonen stijgen, maar veroorzaakt ook een ‘opwaartse druk’ op de lonen voor hogere functies. Zij spreken nadrukkelijk de beeldvorming tegen dat de winstgevendheid in het bedrijfsleven enorm is en dat bedrijven de lasten wel kunnen dragen.
Aanleiding voor het schrijven van de brief is de voorgenomen afschaffing van het zogenoemde Lage Inkomensvoordeel (LIV). Dat is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die werknemers in dienst hebben met een laag loon. Hierdoor dalen de loonkosten voor de werkgever zodat de kans op werk voor deze werknemers toeneemt.