Het OM Oost-Nederland eist een gevangenisstraf van 10 jaar en tbs met dwangverpleging tegen een 38-jarige verdachte voor brandstichting in Arnhem, waarbij twee personen om het leven kwamen. Volgens het OM is er wettig en overtuigend bewijs dat de vrouw na een nachtelijke ruzie met de slachtoffers brand stichtte in de trapopgang naar een woning achter de De Wiltstraat.
Deze felle brand verspreidde zich razendsnel, waardoor de twee slachtoffers die zich in de woning bevonden, geen kans hadden te ontkomen. Tientallen bewoners moesten hun huizen uit, de straat werd afgezet en de brandweer rukte met groot materieel vanuit bijna de hele provincie Gelderland uit.
De primaire brandhaard bevond zich op de begane grond bij de deur of in het halletje bij de trapopgang naar de woning. Andere oorzaken worden uitgesloten, onder meer omdat er geen elektriciteit in het pand voorhanden was.
In eerste instantie werd de verdachte als getuige gehoord nadat ze enkele dagen na de brand, onverwacht was opgedoken. Tot dat moment ging de politie er van uit dat zij eveneens bij de brand om het leven was gekomen. Die nacht was ze namelijk in gezelschap van de twee latere slachtoffers. Ze bezochten een nachtwinkel en gingen daarna met zijn drieën naar de woning waar ze zouden overnachten.
Camerabeelden
Uit onderzoek bleek dat verdachte vijf minuten voor de melding bij de brandweer op camerabeelden is te zien, lopende over de De Wiltstraat. Tevens werd duidelijk dat zij dat na een ruzie over een bankpasje met de twee slachtoffers, niet meer welkom was in de woning. Door de camerabeelden, buurtonderzoek, forensisch onderzoek naar het verloop en de oorzaak van de brand, tapgesprekken en getuigenverhoren, rees het vermoeden van opzettelijke brandstichting en rezen ook verdenkingen tegen verdachte.
Verdachte bleek bovendien aan directe familie te hebben verteld dat ze de brand heeft gesticht door een grote teddybeer in brand te steken en deze in de traphal van de woning te gooien. Deze door haar familie afgelegde verklaringen bevatten naar het oordeel van de officier zogeheten daderwetenschappen: feitelijke informatie waarover alleen de dader kan hebben beschikt.
Na in haar eerste verklaringen te hebben volgehouden dat ze die nacht gewoon was weggegaan en niets van een brand had gemerkt, heeft verdachte enkele maanden later haar verklaring drastisch gewijzigd en verklaard dat een van de slachtoffers, in haar bijzijn, de brand zelf zou hebben gesticht. Deze verklaring is volgens de officier van justitie volstrekt ongeloofwaardig en tevens in strijd met de bevindingen van het onderzoek.