Volgens de rechtbank mocht de gemeente Doetinchem bestuursdwang toepassen om de opslag van blusschuim op een perceel in Doetinchem te beëindigen. De gemeente mag daarbij de gemaakte kosten verhalen op de bestuurder en eigenaar van een afvalverwerkingsbedrijf. Het gaat hierbij om een bedrag van bijna 370.000 euro.
Een afvalwerkingsbedrijf huurde sinds november 2010 een terrein in Doetinchem. Het bedrijf richtte zich op het demonteren van brandblussers en noodverlichting en het sorteren van kunststoffen en metalen. Het bedrijf is op 1 mei 2020 failliet verklaard. Zij hadden een milieuvergunning voor onder andere het machinaal demonteren van brandblussers en het verwerken van blusschuim. Het blusschuim werd in afwachting van verwerking opgeslagen in Intermediate Bulk Containers (IBC’s). Volgens de milieuvergunning mocht het bedrijf maximaal 10 ton blusschuim opslaan.
Het bedrijf sloeg ongeveer 1340 ton blusschuim op. Op 16 augustus 2019 legde de gemeente Doetinchem een last onder dwangsom op het afvalverwekingsbedrijf om de aantallen terug te brengen naar 10 ton. Daarbij verkeerden veel IBC’s in slechte staat en trof de gemeente lekkages en verontreiniging van de bodem aan. Volgens de gemeente Doetinchem was ingrijpen op korte termijn daarom noodzakelijk. De last onder dwangsom heeft niet geleid tot het beëindiging van de opslag.
Op 19 februari 2020 legde de gemeente daarom zowel aan het afvalverwerkingsbedrijf als aan de eigenaar en bestuurder van dit bedrijf een last onder bestuursdwang op. Bij een last onder bestuursdwang krijgt de overtreder de gelegenheid om – ter voorkoming van het optreden van de gemeente zelf – maatregelen te treffen om de illegale situatie te beëindigen.
Omdat niet aan de last is voldaan binnen de gestelde termijn paste de gemeente bestuursdwang toe. Zij deden dat door de afvalstoffen uit de IBC’s over te pompen in grote bassins op een vloeistofdichte opstelplaats op het perceel. De kosten die de gemeente hiervoor maakte zijn bij de eigenaar en bestuurder van het afvalverwerkingsbedrijf in rekening gebracht. Het ging om een bedrag van bijna 370.000 euro.
De eigenaar van het perceel vindt dat de gemeente te lang heeft gewacht met het beëindigen van de illegale situatie. Daardoor liepen hij inkomsten, door het perceel te verhuren, mis. Volgens de rechtbank is de gegeven termijn om de illegale situatie op te lossen niet onredelijk en heeft dit niet langer geduurd dan nodig was om de overtreding te kunnen opheffen.